
Welk vogelvoer is geschikt voor welke vogelsoort? - De grote voedergids
Vogels voeren in de tuin is leuk voor het hele gezin en helpt onze gevederde buren - vooral in de winter. Kinderen leren spelenderwijs over de natuur wanneer mussen, meesjes en dergelijke rondspringen bij de voederplek. Maar welk vogelvoer is geschikt voor welke vogelsoorten? Deze uitgebreide voedergids geeft een overzicht van waar je op moet letten bij het voeren van wilde vogels. Van graan- en zachtvoereters tot geschikte voersoorten en de juiste voederplek: ontdek hoe je vogels in de tuin op een soorteigen manier kunt voeren en welke lekkernijen vooral populair zijn bij merels, roodborstjes en andere vogels. Een uitgebreide tabel laat in één oogopslag zien welk voer geschikt is voor veel voorkomende vogelsoorten in Duitsland. Er zijn ook tips over seizoensgebonden voeding (winter vs. het hele jaar door) en over het inrichten van je tuin als een paradijs voor vogels - inclusief ideeën zoals een vogelvoederhuisje met camera voor spannende inzichten.
Laten we beginnen met de belangrijkste basisprincipes van het voeren van vogels en je voederstation optimaliseren voor je gevederde gasten!
1. Graaneters, zachte voeders & co. - wie eet wat in de tuin?
Niet alle tuinvogels eten hetzelfde. Er wordt een basisonderscheid gemaakt tussen granivoren en zachte voederaars. Er zijn ook flexibele soorten die als alleseters worden beschouwd. Deze indeling in categorieën zal je helpen om te begrijpen welke soorten vogelvoer je op je voederplek moet aanbieden om zoveel mogelijk vogelsoorten aan te trekken.
- Graaneters hebben een sterke, korte snavel en zijn dol op allerlei soorten zaden.. Typische zaadeters zijn bijvoorbeeld vinken (vinken, groenlingen, enz.), mussen (sperwers) of gorzen. In het wild kraken ze zonder problemen harde zaden en granen. Op de voederplek eten ze vooral graag zonnebloempitten, graankorrels, hennepzaad, maanzaad en andere oliehoudende zaden.. Grof graanvoer is ideaal voor deze soorten - het trekt bijvoorbeeld mussen of groenlingen aan.
- Zachte eters daarentegen hebben spitse, dunnere snavels en zoeken hun voedsel vaak op de grond.. Dit zijn soorten zoals merels, lijsters, roodborstjes, winterkoninkjes en heggenmusjes.. In het wild eten ze voornamelijk zacht voedsel: insecten, wormen, spinnen en zacht fruit en bessen. Ze hebben weinig aan harde granen - het is dus beter om deze soorten zacht voedsel aan te bieden. Geschikt voedsel zijn onder andere havervlokken, sultana's, fijngehakt fruit (bijv. appels) of gedroogde bessen. Eiwitten zijn ook belangrijk: als je wilde vogels zacht voer geeft, moet er wat dierlijk voedsel, zoals gedroogde insecten of meelwormen, doorheen gemengd worden.. Hierdoor zullen merels & co. zich thuis voelen bij je voederstation.
- Alleseters zijn als het ware de "generalisten" onder de vogels. Mezen van alle soorten (bijv. koolmezen, pimpelmezen), spechten zoals de grote bonte specht of de boomklever hebben een flexibel dieet.. Ze eten zowel insecten en fruit als granen. In de winter schakelen deze soorten zelfs over op granen als insecten schaars worden.. Mezen zijn bijvoorbeeld dol op zonnebloempitten en pinda's, maar ook op de mezenbollen waar ze hun naam aan te danken hebben.. Boomklevers en spechten pikken ook graag graan, maar waarderen ook vet voedsel (bijv. vetblokken) en af en toe een dierlijk hapje.. Voor omnivoren kun je dus een gevarieerd dieet bieden: ze accepteren bijna alles wat graan- of zachtvoereters lekker vinden.
Waarom is dit onderscheid belangrijk? Als je maar één soort voedsel aanbiedt, zullen alleen bepaalde soorten vogels aangetrokken worden. Eenzijdig voeren (bv. alleen granen) helpt zachtvoereters niet.. Een mix van verschillende soorten voedsel is daarom ideaal om zoveel mogelijk soorten aan te trekken.. In het volgende gedeelte kijken we naar de soorten vogelvoer die verkrijgbaar zijn en hoe je het dieet van je tuinvogels kleurrijk en gezond kunt maken.
2. Zaden, noten, insecten - welk voedsel is het juiste?

Bij het kiezen van vogelvoer geldt: hoe meer variatie, hoe beter. Conventionele commerciële voedermixen bevatten vaak een basis van zonnebloempitten en verschillende graanzaden. Maar niet elk mengsel is even geschikt voor alle vogels. Hier volgt een overzicht van veelvoorkomende soorten voer en hun eigenschappen:
- Zonnebloempitten: het nummer 1 basisvoedsel voor veel vogels. Of ze nu gedopt of ongedopt zijn, zonnebloempitten bevatten veel energie en zijn erg populair bij graaneters zoals mussen, vinken en mezen. Ze kunnen het hele jaar door gevoerd worden en zijn vaak het hoofdingrediënt in zaadmengsels.. Gepelde pitten laten minder schilafval achter onder de voederbak, terwijl ongepelde pitten goedkoper zijn en zorgen voor een activiteit tijdens het knarsen.
- Kleine zaden: Gierst, lijnzaad, hennepzaad, maanzaad, nigerzaad enz. vullen het voedselaanbod aan, vooral voor kleinere vinkensoorten. Naast zonnebloempitten zijn mussen en vinken dol op hennep- of maanzaad, bijvoorbeeld. Goudvinken zijn dol op niger- en distelzaad. Een gevarieerd zadenmengsel zorgt ervoor dat zelfs kieskeurige zaadeters aan hun trekken komen. Tip: Vette zaden zoals hennep of lijnzaad leveren extra energie dankzij hun hoge vetgehalte..
- Pinda's en noten: Ongezouten, gepelde pinda's, gehakte walnoten of hazelnoten zijn smakelijke traktaties voor mezen, spechten, boomklevers en ook vinken.. Ze bevatten veel vet en eiwit. Belangrijk: bied alleen onbehandelde, ongearomatiseerde noten aan. Geplette pinda's (gehakte pinda's) zijn beter dan hele noten, zodat kleinere vogels ze kunnen eten. Let op de kwaliteit - doe nooit beschimmelde of zoute noten in het vogelvoerhuisje.
- Vetvoer: Vetvoer verwijst naar zaadmengsels die verrijkt zijn met vet (bijv. runder- of schenkelvet). Klassieke voorbeelden zijn mezenbollen, vetblokken of ringen. Ze bestaan meestal uit een mengsel van zaden in vet, vaak met stukjes pinda of havervlokken.. Mezen zijn er gek op, maar spechten, boomklevers, mussen en zelfs zachte eters zoals roodborstjes knabbelen er ook graag aan - vooral verkruimelde stukjes op de grond.. Vet voedsel is vooral belangrijk in de winter omdat het de vogels veel energie geeft.. Speciale energieblokken met bessen of insecten zijn ook verkrijgbaar in winkels om zachte voeders aan te trekken. Opmerking: Bij zacht weer en in de zomer mag vet voer slechts spaarzaam worden gebruikt.omdat het kan bederven en eiwitrijk voedsel (insecten) dan belangrijker is.
- Fruit, bessen en sultana's: Zacht fruit is het favoriete voedsel voor merels, lijsters, roodborstjes en andere zachte eters.. Vooral in de winter genieten ze van stukjes appel, bessen (bijv. gedroogde lijsterbessen) of sultana's. Het beste is om fruit op de grond of op een bord te leggen waar merels & co. comfortabel kunnen pikken.. Tip: gehalveerde appels in de sneeuw zijn een merelmagneet! In de zomer kunnen bessenstruiken in de tuin (zwarte bessen, vlierbessen) ook natuurlijke voedselbronnen zijn.
- Havervlokken, zemelen en graanvlokken: Dit zachte plantenvoedsel is ideaal voor zachte voeders zoals roodborstjes, winterkoninkjes en heggenmusjes.. Havervlokken (bij voorkeur gemengd met een beetje olie om te voorkomen dat ze opzwellen) leveren koolhydraten en worden door veel soorten gegeten. Zemelen of fijne graanvlokken kunnen er ook doorheen gemengd worden. Maar let op: zulke zachte voedermiddelen moeten droog blijven - ze bederven snel als ze nat zijn. Je kunt ze daarom het beste onder een afdakje of in beschutte voederbakken op de grond aanbieden..
- Dierlijke eiwitten (insecten): Insecteneters zoals roodborstjes, winterkoninkjes, mezen (om jongen groot te brengen) en spreeuwen stellen ook wat dierlijk voedsel op de voederplek op prijs. Gedroogde meelwormen, garnalen of insectenlarven kunnen in kleine hoeveelheden worden toegevoegd.. Dit zorgt voor eiwitten, wat vooral belangrijk is in de lente tijdens het broeden. Levende meelwormen als voedsel zijn een speciale traktatie - roodborstjes en merels vinden het bijvoorbeeld heerlijk om ze op te pikken. In de winter vervangt vet voedsel gedeeltelijk de ontbrekende insecten..
Niet alles is toegestaan: vermijd restjes, hartig of gekruid voedsel! Brood, hartig voedsel, koekjes enz. horen niet thuis in vogelvoer.. Zulk voedsel zwelt op in de maag van de vogel of bevat zout en kruiden die schadelijk zijn voor vogels.. Zuivelproducten zoals melk of zachte kaas zijn ook niet goed voor vogels. Niet-gearomatiseerde, natuurlijke ingrediënten zijn geschikter - het voedsel moet overeenkomen met het natuurlijke dieet van wilde vogels.. Met ingrediënten van hoge kwaliteit die geschikt zijn voor de soort in je voederstation kun je ervoor zorgen dat je gevederde bezoekers gezond blijven.
Nu we weten welke soorten voer er beschikbaar zijn, is de volgende stap om specifiek te kijken naar welke vogelsoorten aan welk voer de voorkeur geven. De volgende overzichtstabel zal je helpen om het juiste voer voor veel voorkomende tuinvogels in Duitsland te vinden.
3. veel voorkomende vogelsoorten en hun favoriete voedsel - de grote tabel
Elke vogelsoort heeft zijn eigen voorkeuren. Sommigen eten het liefst van de grond, anderen springen in het voederhuisje. De ene soort is dol op granen, de andere geeft de voorkeur aan sultanarozijnen. Oriënteer je op de natuurlijke voedingsgewoonten van je tuingasten - dan wordt je voederhuisje al snel een favoriete ontmoetingsplaats voor veel soorten. De tabel toont veel voorkomende tuinvogels in Duitsland met hun favoriete voedsel:
Vogelsoorten | Geschikt vogelvoer |
---|---|
Huismus | Graanvoer (zonnebloempitten, gierst, tarwe, etc.), hennepzaad, pinda's (gehakt), vetvoer. (Typische granivoren - eten bijna alle granen). |
Koolmees & pimpelmees | Gevarieerd: zonnebloempitten (bij voorkeur gedopt), gebroken pinda's, vetvoer (mezenbolletjes, vetblokken), hennepzaad. Gedroogde meelwormen worden ook geaccepteerd. (Alleseters - vooral granen in de winter). |
Roodborstjes | Zacht voedsel: havervlokken, sultana's, gedroogde bessen, zemelen, kleine gepelde zonnebloempitten, meelwormen. Fruit (bijv. stukjes appel) en vethoudende havermout in de winter. (Grondvoeders, geven de voorkeur aan zacht voedsel). |
Merel (zwarte lijster) | Zacht en fruitig voedsel: stukjes appel, bessen, sultana's, havervlokken (eventueel in olie), gedroogde insecten. Eet soms stukjes haver, tarwe of pinda's, maar ook wormen/slakken in de natuur. (Zachte voedseleter, pikt op de grond). |
Spreeuw | Gemengd, maar geeft de voorkeur aan zacht voedsel: insecten (regenwormen, larven) natuurlijk, fruit & bessen, sultana's, havervlokken op de voederplek. Neemt ook granen en pinda's in kleine hoeveelheden. (Zacht voedsel eter, omnivoor in de winter). |
Groenling | Graanvoer: zonnebloempitten (vooral gedopt), diverse zaden (hennep, lijnzaad, onkruidzaden), gebroken pinda's. Eet graag in gezelschap van mussen. Eet graag in gezelschap van mussen. (Graaneters met sterke snavels). |
Vink | Graanmengeling van zonnebloemen, hennep, pindastukjes, beukennootjes enz. Pikt op de grond. In herfst/winter ook fruitresten. (Graaneter, zoekt vaak naar zaden op de grond). |
Goudvink | Fijne zaden: houdt van distelzaad, nigerzaad, lijnzaad, hennep. Neemt ook kleine zonnebloempitten. (Speciale granivoor met dunne spitse snavel voor fijne zaden). |
Huismus/veldmus | (Zie mus hierboven) Allerlei soorten granen, gierst, haver, hennep, pinda's, plus wat vet voedsel in de winter. (Typische graaneters - vaak in groepen bij de voederbak). |
Boomklever | Zonnebloempitten (kraakt de dop vakkundig), pinda's, hazelnoten; eet ook vet voedsel en meelwormen. Verstopt overtollige granen in bastspleten. (Omnivoor, eet alle soorten voedsel). |
Grote bonte specht | Houdt van vet voedsel (vetbollen, vetblokken), ook van pinda's en zonnebloempitten. Voedt zich graag op hangende voedseltaarten of zuilen. Meelwormen zijn ook welkom. (Omnivoor, maar eet graag vet en noten). |
Heggenmus | Zacht, fijn voedsel: kleine havervlokken, zemelen, kleine zaadjes (maanzaad), sultana's, insecten. Voer op de grond of op de bodemplaat. (Zachte voedseleter, erg schuw - foerageert vaak onder struiken). |
Winterkoninkje |
Geeft de voorkeur aan dierlijk voedsel: kleine insecten, spinnen, larven. Zelden op de voederplek, hooguit fijne havervlokken, ongezouten vetpap of mini-meelwormen. (Pure insectivoor, komt bijna nooit naar de voederplek). |
(Opmerking: Er zijn natuurlijk meer soorten - hier hebben we de meest voorkomende tuinvogels opgenomen. Als je speciaal voedsel aanbiedt (bijv. Nigerzaden voor goudvinken of meelwormen), kunnen er ook zeldzamere gasten verschijnen. Probeer uit wat het best geaccepteerd wordt in jouw tuin).
Mussen (sparrows) zijn granivoren en eten het liefst zaden en granen. Ze voelen zich vooral thuis in een groep bij een goed gevuld voederstation met zaden.
Zoals de tabel laat zien, loont het de moeite om verschillende voederhuisjes in de tuin op te stellen. Bijvoorbeeld een klassiek vogelvoederhuisje of een voederhuisje met een mengeling van zaden voor mezen, vinken en mussen - en zacht voedsel op de grond of op een platte plaat voor merels en roodborstjes.. Zo komen zowel de "boometers" als de "grondpikkers" aan hun trekken. Observeer gewoon welke vogelsoorten komen opdagen en pas het aanbod daarop aan. Na verloop van tijd zul je een gevoel krijgen voor welk vogelvoer bij welke vogelsoort past.
4. Voeren per seizoen - winterhulp en het hele jaar door voeren

De meeste mensen voeren wilde vogels vooral in de winter. In feite is wintervoedering van november tot februari het meest zinvol in Centraal-Europa - dit is wanneer vorst en sneeuwbedekking natuurlijk foerageren moeilijker maken. Energierijk voedsel (vooral zaden, noten, vetrijk voedsel) helpt de vogels om de koude nachten te overleven. Het is het beste om 's ochtends en 's middags wat meer te voeren, zodat de vogels zich kunnen versterken na een koude nacht en reserves kunnen opbouwen voor de volgende nacht.
In de lente en zomer vinden vogels meestal genoeg natuurlijk voedsel in de tuin - vooral insecten om hun jongen groot te brengen. Deskundigen zijn het er niet over eens of het hele jaar door voeren noodzakelijk of verstandig is. Sommige natuurbeschermingsorganisaties (bijv. BirdLife Zwitserland) adviseren om niet te voeren tijdens het broedseizoen, zodat jonge vogels alleen natuurlijk insectenvoer krijgen. Zeer vet wintervoedsel zoals mezenbolletjes moet ook in de zomer achterwege worden gelaten. Aan de andere kant zijn veel ornithologen nu voorstander van aangepast voeren het hele jaar door - vooral met het oog op de afname van insectenpopulaties. Zij stellen dat er zelfs in de lente vaak een tekort aan voedsel is (bijvoorbeeld tijdens koude periodes of in opgeruimde tuinen) en dat extra voedsel dan kan helpen.
Onze tip: voer in de zomer met mate en op een aangepaste manier. Vermijd in warme maanden vet voedsel dat kan bederven en bied in plaats daarvan natuurlijker voedsel aan (bijvoorbeeld wat fruit, havermout, insectenvoer). Houd de voederplaats nog schoner, want warmte verhoogt het risico op ziektekiemen. In principe kan gematigd voeren het hele jaar door geen kwaad als je je aan bepaalde regels houdt - maar de nadruk ligt op de winterperiode.
Wil je meer weten over hoe je vogels op de juiste manier kunt ondersteunen in de verschillende seizoenen? In onze blogpost "Vogels het hele jaar door voeren: Wanneer ze welke hulp nodig hebben"kun je ontdekken welke voeding zinvol is in de winter, lente, zomer en herfst - inclusief praktische tips voor het kiezen van voeding en de beste tijd om te voeren. Lees nu en help je dieren het hele jaar door!
(Niet vergeten: Naast voederen genieten vogels het hele jaar door van waterpunten om te drinken en te baden - vooral in de hete zomer. Een ondiepe bak met water in de tuin kan een redder in nood zijn voor de vogels).
5. Richt een voederstation in: Hygiëne, veiligheid en observatieplezier
Vogelvoer komt pas echt tot zijn recht als het schoon en veilig wordt aangeboden. Gebruik bij voorkeur gesloten voedersilo's in plaats van open dozen - dit houdt het voer droog en hygiënisch. Strooisel direct op de grond is vaak geen goed idee, omdat het snel bederft en ziektes in de hand kan werken. Maak je voerstation regelmatig schoon met heet water - minstens een keer per week - en verwijder overgebleven voer als het nat of bevroren is.
Tip: Je kunt koolmeesjes, pinda's of sultana's ook zelf op een creatieve manier aanbieden. Knutselprojecten zoals zelfgemaakte voederbellen of pindakettingen zijn ideaal voor gezinnen met kinderen - en bieden zinvolle activiteiten en ervaringen dicht bij de natuur.
Als je van dichtbij wilt meemaken wat er bij het voederstation gebeurt, kun je kiezen voor een slimme vogelvoederautomaat met camera. Hiermee kun je vanuit je woonkamer naar vogels kijken en ze zelfs identificeren met behulp van AI-herkenning. Het is een geweldige manier om je eigen voedselvoorziening nog beter af te stemmen op de bezoekers in je tuin.
Conclusie: Het kiezen van het juiste vogelvoer voor de juiste vogelsoorten is geen raketwetenschap. Met onze gids en een beetje observatie kom je er snel achter wat je gevederde gasten lekker vinden. Probeer verschillende soorten uit, houd het voederstation schoon en veilig en je zult al snel een kleurrijke zwerm vogels in je tuin hebben. Veel plezier met voeren en observeren!